woensdag 2 februari 2011

Een écht christelijk-liberaal milieubeleid is om de vingers bij af te likken

Het kabinet-Rutte regeert sinds medio oktober. Er is zware kritiek op het natuur- en milieubeleid van de nieuwe regering. Regelmatig valt te beluisteren dat de politieke kleuren van het kabinet daaraan debet zouden zijn: christendemocraten en liberalen samen, tja - dat die weinig aan duurzaamheid zouden willen doen viel te verwachten. 
Dat er geen natuur- en milieuambities zijn is wel duidelijk. Maar het is een misverstand te menen dat dit aan de politiek-filosofische grondslagen van de regeringspartijen zou liggen. Integendeel: bij een écht christendemocratisch-liberaal milieubeleid zou menigeen zijn vingers aflikken.  

Oud-ministers Winsemius (VVD) en Veerman (CDA)
probeerden hun partijen tot meer aandacht voor
duurzaamheid aan te zetten. Zonder succes.  
Wat zou kan christendemocratisch-liberaal milieubeleid kunnen inhouden?
Het christelijke deel heeft rentmeesterschap vanzelfsprekend hoog in het vaandel. De CDA-website: “Met rentmeesterschap bedoelen we: de aarde is niet van ons, we hebben de aarde te leen van God. Daarom moeten we de aarde goed achterlaten voor volgende generaties (…). De overheid heeft twee taken op het gebied van rentmeesterschap:
1.  De overheid moet stimuleren dat mensen zich gedragen als goede rentmeesters.(…)

2.  De overheid moet zelf een goede rentmeester zijn. (…)”
In Trouw van 8 juni vorig jaar schreef ex-informateur en CDA-kopstuk Ruud Lubbers onder de kop Ware rentmeester kiest voor een duurzame toekomst': “De doorbraak naar een moderne CO2-arme economie kan bereikt worden door in het coalitieoverleg overeen te komen dat de CO2-uitstoot een prijs krijgt, en wel een veel hogere dan nu het geval is. Dat is conform het beginsel De vervuiler betaalt”.
Een overheid die zijn eigen verantwoordelijkheid neemt, vooral door te zorgen voor internalisatie van externe kosten, en vooral langs die lijn mensen in welke rol ook tot persoonlijk rentmeesterschap prikkelt.
Het CDA-smaldeel in dit kabinet zou, kortom, op basis van de christendemocratische beginselen  een interessante bijdrage aan het milieubeleid hebben kunnen leveren.

Het liberalisme komt voort uit de verlichting, waarin rede en rechtvaardigheid en emancipatie centraal staan. Volgens de Teldersstichting, wetenschappelijk bureau van de VVD, gaan liberalisme en een stringent milieubeleid dan ook heel goed samen: “Het belang dat deze stroming hecht aan individuele vrijheid betekent juist dat streng staatsoptreden ter voorkoming van schending van individuele rechten, waaronder ook het recht op een schoon milieu, gerechtvaardigd is”. Voor de rechtgeaarde liberaal is niet de vraag of er een streng milieubeleid mag zijn, maar is de vraag: welke instrumenten zorgen voor behoud van het recht op een schoon milieu en bieden tevens maximale individuele keuzevrijheid: “Liberalen geven de voorkeur aan het gebruik van marktinstrumenten, zoals heffingen, bij de uitvoering van milieubeleid”, aldus de Teldersstichting in zijn publicatie Liberale Duurzaamheid van 2007.
Gunst, laat de combinatie van die twee stromingen nu precies dat zijn wat nodig is? De inspiratie van het rentmeesterschap, vormgegeven door marktconforme instrumenten die de maatschappelijke kosten internaliseren en individuele keuzevrijheid intact laten. Geen gelazer meer met permanent wisselende subsidies, die nu eens de ene en dan weer de andere technologie stimuleren, leeg rakende geldpotjes omdat alle inkomsten en uitgaven bij het huidige systeem via de staatskas moeten lopen, spelregels die tijdens het spel veranderen. Wat meer kan men zich wensen?
Ook de liberale uitgangspunten vormen een goede basis voor milieubeleid. 

In de praktijk tot nu toe blijkt daarvan weinig terecht te komen. Ja, subsidies worden afgeschaft. Maar dat is alleen te rechtvaardigen als tegelijkertijd hard gewerkt wordt aan internalisering van externe kosten. Op dat terrein moet de eerste stap nog worden gezet. 

Waarom blijft een werkelijk christendemocratisch-liberaal milieubeleid uit? 
Bij CDA is de machtswens doorgaans groter dan de zucht naar rentmeesterschap. Dat is bij de formatie opnieuw gebleken. De VVD is grosso modo meer conservatief-neoliberaal dan liberaal in de geest van de oprichters van weleer.

En dan hebben we nog de gedoogsteun van de PVV. Het verkiezingsprogramma van de PVV spreekt klare taal, haaks op de principes van CDA en VVD: “Stop de overheidspropaganda voor de klimaathysterie”, “de mondiale temperatuur daalt al sinds 1998”. Daarom: “vooral: geen klimaatbeleid”, en “geen onrendabele windmolens”, maar wel kernenergie. Het PVV-milieubeleid gaat over afval, zwerfvuil, vuilniszakken. Veel regels moeten weg, want “hele beroepsgroepen worden door de milieulobby aan banden gelegd”.

Een echt christelijk-liberaal milieubeleid, ik zou inderdaad mijn vingers erbij aflikken. Maar de PVV-sirenen die het kabinet begeleiden zingen vooral populistisch, conservatief-reactionaire liederen. Die hebben de wat bescheiden duurzaamheidszang binnen CDA en VVD ruimschoots overstemd.