De problemen met de kerncentrales in Japan laten zien dat gebeurtenissen met een zeer kleine kans toch kunnen plaatsvinden. Hoewel dat rationeel al duidelijk was, is het toch emotioneel confronterend als het daadwerkelijk gebeurt. In verschillende landen om ons heen, Duitsland voorop, klinkt de roep om herbezinning op de bijdrage van kernenergie in de toekomst. De EU wil een ‘stresstest’ voor alle reactoren in Europa. Ook al zijn er in Nederland geen aardbevingen en tsunami’s, een kans betekent dat iets kan, en er zijn verschillende andere redenen ook in Nederland de toekomstige rol van kernenergie in de brandstofmix kritisch te bekijken. Het goede nieuws is: er is alle tijd voor een heroverweging. In Nederland wordt zoveel nieuw elektrisch vermogen gebouwd, dat er voor stroom uit nieuwe kerncentrales voorlopig toch amper ruimte is op de markt.
De vraag of er nieuwe kerncentrales in Nederland zullen komen hangt sterk af van de keuzes die de overheid maakt. De opstelling van de overheid is echter paradoxaal. Aan de ene kant is er in de energiesector marktwerking ingevoerd, stelt de overheid slechts de voorwaarden vast en bepalen marktpartijen welke technologieën daaraan voldoen en in hun strategie passen. Aan de andere kant kiest het kabinet uitdrukkelijk voor kernenergie, en rolt het de loper voor investeerders uit. Minister Verhagen van EL&I heeft zelfs andere besluiten van kernenergie afhankelijk gemaakt: CO2-afvang en –opslag onder land is pas bespreekbaar als er een vergunning voor een kerncentrale is. De overheid wil dus én markt én heeft eigen voorkeuren.
Deze dubbele pet is niet bevorderlijk voor het vertrouwen in een neutrale rol van de overheid: de voorvechter van kernenergie, de minister van EL&I, is tevens degene die de vergunningen verleent en de randvoorwaarden stelt.
Scheiding van verantwoordelijkheden is nodig, juist omdat de randvoorwaarden sterk bepalend zijn voor de kosten van stroom uit kernenergie. Wie kernenergie als goedkope energiebron propageert, kan in de verleiding komen met lichtere randvoorwaarden genoegen te nemen dan wat technisch haalbaar is. En omgekeerd: wie om redenen van maatschappelijke veiligheid strenge randvoorwaarden voorstaat, drijft de kostprijs van atoomstroom omhoog. En dat terwijl toch al dubieus is of kernenergie zo goedkoop is als wordt beweerd. In de VS wordt bijna 2 dollarcent per kilowattuur subsidie gegeven om een door de Republikeinen gewenste ‘nucleaire renaissance’ uit te lokken. Desondanks zijn de meeste plannen inmiddels afgeblazen. De ellende in Japan zal het animo om in kernenergie te investeren bepaald niet groter maken.
De overheid stuurt bedoeld of onbedoeld de energievoorziening in de ene of de andere richting, niet door zelf een optie uit te kiezen, maar via de randvoorwaarden voor duurzame energie, fossiele energiebronnen en kernenergie. We koersen in ons land nu af op een elektriciteitsvoorziening met veel basislastvermogen dat continu draait, kolencentrales en wellicht in de toekomst ook kerncentrales. Hoe meer continu vermogen, des te lastiger is het de omslag naar hernieuwbare bronnen als zon en wind te maken, waarvan het aanbod wisselt. Duurzaam verdraagt zich beter met snel regelbare gascentrales dan met kolen- en kernenergie. Bovendien is de laatste jaren duidelijk geworden dat er gas in overvloed is, en we zijn als Nederland sterk in gastechnologie.
De vraag is in welke richting we de energievoorziening als geheel willen sturen. Bij die vraag hoort ook de confronterende kwestie die ‘Japan’ oproept: kunnen en willen we leven met technieken die maatschappelijk ontwrichtende gevolgen kunnen hebben, ook al is de kans klein? De eisen aan kerncentrales bepalen of het überhaupt aantrekkelijk is in Nederland een kerncentrale neer te zetten en van welk type dan. Het is mogelijk alleen centrales toe te laten die ‘passief veilig’ zijn: zodanig ontworpen dat per definitie geen kernsmelting kan plaatsvinden. Dergelijke centrales zijn nu nog niet commercieel, maar dat wil niet zeggen dat zo’n ‘technologieforcerende’ eis onmogelijk is. De randvoorwaarden bepalen verder in welke mate de kerncentralebouwer aansprakelijk is bij ongevallen, en welk geldbedrag de exploitant van een kerncentrale opzij moet zetten om de ontmanteling van de centrale te kunnen bekostigen. De ‘randvoorwaardenbrief’ kernenergie die minister Verhagen eerder naar de Tweede Kamer stuurde biedt aanknopingspunten voor een heroverweging. De gebeurtenissen in Japan zijn nu ook een directe aanleiding hiervoor.
Jan Paul van Soest
ir. J.P. van Soest is partner van coöperatie De Gemeynt, ontwikkelaar van concepten en plannen voor een duurzame economie.
Dit artikel verscheen in Trouw, Podium, 17 maart 2011