Bijstook biomassa is een van de goedkoopste vormen van duurzame energie |
De discussie komt weer op over de vraag hoe duurzame energie in de komende jaren moet worden gestimuleerd. Dat het huidige, voortdurend wisselende subsidiestelsel niet effectief is, is wel duidelijk. Twee scholen twisten over de vraag hoe het verder moet (afgezien van de dominante school die stelt: helemaal weg met klimaatdoelen en duurzaam). Beide hebben het voordeel dat de stimuli niet meer via de rijksschatkist lopen, waar wispelturige politici mee rommelen en variëren al naar gelang hun luimen.
De eerste school ijvert voor een Duits feed-in-achtig systeem: goede vergoedingen voor aan het net geleverde duurzame energie, op te brengen door opcenten op grijs, en buiten de schatkist om. En bij wet verankerd, zodat niet elk nieuw kabinet weer kan schuiven en schipperen.
Een tweede school, momenteel aan de winnende hand, en opmerkelijk genoeg vooral opgestuwd door de branchevereniging EnergieNederland (in daarbinnen in het bijzonder de biomassabijstokers), ijvert voor een verplicht aandeel duurzaam: x% van de geleverde energie moet gewoon duurzaam zijn, punt.
De tweede school heeft als zorgen bij het voorstel van de eerste school dat het allemaal te duur wordt, en daarnaast dat de overheid zich mogelijk toch niet kan beheersen en net zo gaat zigzaggen en jojo-en met de geldstromen als ze altijd al heeft gedaan. Funest.
De eerste school heeft als zorgen bij het voorstel van de tweede school dat een verplichting alleen de allergoedkoopste en weinig innovatieve vormen van duurzame energie stimuleert, vooral bijstook biomassa in kolencentrales en windenergie op land, en daarnaast dat wanneer er onvoldoende aanbod van duurzame energie is, degenen die deze wel produceren oneigenlijke winsten kunnen behalen.
De zorgen over en weer zijn begrijpelijk. Al geldt ook dat elk van de modellen, feed-in zowel als verplichting, in beginsel zo kan worden vormgegeven dat de belangrijkste bezwaren worden weggenomen.
In het Nederlands-politieke denken zit er bij feed-in echter een adder onder het gras: ook al lopen de geldstromen van grijze energie naar hernieuwbare energie buiten de rijksbegroting om, ze worden toch als collectieve lasten aangemerkt. Als een windturbine wordt geplaatst dankzij een feed-in-bijdrage zijn de collectieve lasten in ons land dus wonderlijk genoeg hoger dan wanneer diezelfde turbine wordt neergezet als gevolg van een verplichting, ook al betaalt de BV Nederland even veel.
Is er een tussenweg? Waarschijnlijk wel: een ‘clickfondsmodel’ voor duurzame energie. Dat kan een geleidelijke ombouw mogelijk maken van het stelsel tot heden naar een verplichtingenstelsel.
In een clickfonds wordt een bepaalde koerswinst veiliggesteld, op een manier die voor de analogie met duurzame energie verder minder relevant is.
Voor duurzaam zou het model als volgt kunnen zijn: start met een feed-in-systeem (SDE+regeling), met tarieven gedifferentieerd naar verschillende bronnen die elk ook hun eigen kosten en marktmogelijkheden hebben. Zodra een deelmarkt voor een van die bronnen voldoende liquide is, wordt dat marktaandeel ‘vastgeclickt’ in de vorm van een verplicht aandeel duurzaam voor die bron, en kan de feed-in-vergoeding voor die bron vervallen. En zo verder als een volgende deelmarkt voldoende liquide is.
Begonnen kan nu al worden met (duurzame) biomassa en waarschijnlijk ook wind op land. Daarna op naar de volgende bronnen. De condities waarbij de ‘click’ plaatsvindt worden vooraf vastgelegd, zodat een stabiele, voorspelbare ontwikkeling ontstaat waarop marktpartijen kunnen inspelen.
Snelle uitwerking is hoe dan ook geboden. Het duurzame-energiebeleid valt nu tussen wal en schip, de onzekerheid over de toekomst alleen al is een reden voor marktpartijen zich buitengewoon terughoudend op te stellen met investeringen in duurzaam in ons land. En dat terwijl we op verschillende indices toch al stevig zijn gezakt.