De Aarde heeft Koorts verscheen als Earth Fever in de VS en Engeland. Is er in het huidige maatschappelijke en politieke klimaat wel ruimte om de zorgen die Earth Fever beschrijft te bespreken? |
Wie in dit maatschappelijke en politieke klimaat zegt dat hij zich zorgen maakt over de teloorgang van de natuur, de schade van milieuvervuiling, en de risico’s van klimaatverandering, krijgt meteen een label opgeplakt. Linkse hobbyist. Subsidieslaaf. Hoaxer. Dat soort werk. En als het over klimaatverandering gaat: alarmist.
Bij de eerste de beste sneeuwbui galmt hoongelach in Telegraaf en Elsevier, op blogs en fora, en zelfs in NRC-Handelsblad in de columns van Martin Bosma: sneeuw! Zie je wel! Klimaatverandering is een leugen!
Wie denkt dat de situatie in Nederland gepolariseerd is, help ik graag uit de droom. Kijk vooral naar de doorgaande stroom aanvallen op de klimaatwetenschap en klimaatwetenschappers in de Verenigde Staten. Zo bezien staan we in Europa nog maar aan de vooravond van The Age of Skepticism, waarin industriële lobby’s, marktideologische goeroes, religieuze fundi’s en naïeve hobbyisten een onvoorstelbaar pact zijn aangegaan.
Sinds eind 2008 De Aarde heeft Koorts verscheen (uitg. Ten Hove, Engelse vertaling Earth Fever, uitg. Cosimo, 2010), volg ik zowel de sceptische gemeenschap als de klimaatwetenschap tamelijk intensief. Het beeld dat uit studies van de afgelopen jaren, zeg maar na het vorige IPCC-rapport van 2007, naar voren komt is, ik kan het niet anders zeggen, schokkend. Nog schokkender is dat hiervan amper iets in de mainstream-media doorklinkt. Mijn vermoeden is: doordat er een maatschappelijk en politiek taboe op klimaatkennis is ontstaan, dat doorwerkt in de nieuwsselectie.
De conclusie, in elk geval de mijne, is dat IPCC-2007 buitengewoon voorzichtig en conservatief is geweest. Met name omdat er over enkele wezenlijke terugkoppelingsmechanismen bij het schrijven van het vorige IPCC-rapport nog onvoldoende kennis bestond. Onvoldoende kennis wil uiteraard niet zeggen dat die mechanismen niet bestaan, maar volgens de regelen der IPCC-kunst zijn ze juist om niet alarmistisch te zijn buiten beschouwing gebleven. Op een aantal van die feedback-mechanismen zijn de inzichten gegroeid, een deel ervan zal in het volgende IPCC naar verwachting wel meegenomen kunnen worden. Zie onder meer http://www.copenhagendiagnosis.org. Het volgende IPCC-rapport zal dan wel stevig schrikken worden, en wederom zal de klimaatwetenschappers en het IPCC ‘alarmisme’ worden verweten.
Er is veel voor te zeggen dat de IPCC-rapporten aan de voorzichtige kant blijven, ook al worden ze nogal eens als alarmistisch weggezet. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe en door wie dan de wetenschappelijke inzichten die werkelijk alarmerend zijn worden gecommuniceerd. Als het IPCC zo’n beetje de ondergrenzen aangeeft van wat er kan gebeuren, misschien een middenscenario – wie rekent dan door wat een wetenschappelijk ook nog plausibele bovengrens of maximumscenario kan zijn? En wie durft dat te agenderen?
In enkele landen begint het te bewegen. In Engeland heeft het Tyndall Centre een indrukwekkend werkstuk gepubliceerd in het prestigieuze Philsophical Transactions, waarin Isaac Newton reeds schreef. Vier (4!) graden opwarming deze eeuw is al haast niet te vermijden, schrijven de onderzoekers. U wilt niet weten wat de effecten zijn. Maar als u het toch wilt weten, wat ik hoop, hier is het spul te vinden: http://rsta.royalsocietypublishing.org/site/2011/four_degrees.xhtml. Vier graden. Wat doen we dan? In Duitsland timmert het Potsdam Institut für Klimaforschung aan de weg met vergelijkbare analyses. Maar in Nederland koesteren we ons nog in de illusie dat 2 graden Celsius temperatuurstijging nog haalbaar is. En dat terwijl wij met onze politieke constellatie als geen ander zouden moeten weten dat er geen millimeter klimaatbeleid wordt gevoerd als de ogen even een paar jaar gesloten zijn voor enkele grote maatschappelijke vraagstukken.
Als er iets nodig is in de komende tijd, is het wel klimaatalarmisme.
(verschenen in Energiegids.nl, 11 maart 2011)