Wie het idee heeft dat klimaatverandering een veel ernstiger probleem is dan wat de analyse van het IPCC liet zien, kan kritiek van verschillende kanten tegemoet zien. Het sceptische smaldeel vindt die ideeën maar alarmistische bangmakerij. Het klimaatgevoelige segment in de samenleving vindt dat zwaar getoonzette woorden over klimaatverandering de Salonfähigkeit van klimaatbeleid nog verder ondergraven, en verzet zich daarnaast tegen opties als CO2-afvang en –opslag (CCS) die in een vergaand klimaatbeleid niet gemist kunnen worden. Conclusie: zelfs groeperingen en partijen als Greenpeace en GroenLinks nemen het klimaatprobleem onvoldoende serieus.
De bewijsvoering voor deze bewering is aldus.
Er zijn verschillende energiescenario’s gemaakt in opdracht van natuur- en milieuorganisaties als Greenpeace en Wereld Natuur Fonds. Met het oog op een maximaal acceptabele temperatuurstijging van 2 graden Celsius eind deze eeuw mikken die scenario’s op een volledig op duurzame bronnen gebaseerde energiehuishouding, in elk geval in Europa. Die rolt dan uit de modellen dankzij een enorme smak energiebesparing, zonder kernenergie, en in de meeste scenario’s ook zonder CO2-afvang en –opslag (CCS). Fossiele energiecentrales, vooral kolencentrales, worden in die scenario’s vervroegd uit de vaart genomen.
So far, so good – waarom is dat niet voldoende om het klimaatprobleem te lijf te gaan?
Het eerste punt is dat de veelgenoemde 2 graden geen harde grens is waaronder amper schade optreedt. Het is een glijdende schaal, met rondom de 2 graden twee bandbreedtes: een wetenschappelijke (onzekerheids)marge, en een normatieve (politieke) marge waarbinnen verschillende wegingen van kosten en baten mogelijk zijn. Wie, zoals onder meer Greenpeace en GroenLinks, zegt vanuit het voorzorgbeginsel te redeneren, zou volgens de stand der wetenschap eerder op 1,5 graad als maximaal toelaatbare grens uitkomen dan op 2.
Het tweede punt is de bandbreedte in de klimaatgevoeligheid, door IPCC geschat tussen 2 en 4,5 graad temperatuurverhoging bij elke verdubbeling van de CO2-concentratie, met als ‘beste schatting’ 3 graden. Uit die som komt de richtlijn “2 graden = 450 ppm CO2 in de lucht” voort. Deze concentratie van 450 ppm leidt langzamerhand een net zo absoluut leven als de 2 graden-limiet. Ten onrechte, volgens probabilistische benaderingen van de klimaatproblematiek. Prof. Schellnhuber van het Potsdam Institut vindt daarom 450 ppm ‘Russisch roulette’, fifty-fifty: daarop mikken betekent 50% kans dat we onder de 2 graden blijven, en 50% kans dat we erboven komen.
Alweer: zou op grond van het voorzorgsbeginsel 450 ppm met bijbehorende kansverdeling een goede doelstelling zijn? Nee, wie aan de veilige wil zitten legt de grens eerder op 350, maximaal 400 ppm. Voor zo’n doel zijn waarschijnlijk zelfs ‘negatieve emissiecentrales’ nodig, bijvoorbeeld biomassa met CCS waardoor per saldo CO2 uit de atmosfeer wordt verwijderd. CCS in combinatie met biomassa, maar ook bij industriële processen, is een onmisbare bouwsteen voor een risicomijdend klimaatbeleid.
Het derde punt tenslotte is de maatschappelijke en politieke onzekerheid. Natuurlijk mogen politieke en maatschappelijke spelers hun visie neerzetten zonder in eerste instantie naar de haalbaarheid te kijken. Maar in tweede instantie, als het gaat om de strategie die bij die visie hoort, is het wel nodig om in te spelen op wat andere actoren willen en doen. En dus om meer opties achter de hand te hebben. Wat als het toch niet lukt om de kolencentrales al na 30 jaar te sluiten, of als minder besparing realiseerbaar blijkt dan het theoretisch maximum? Moet een optie CCS bijvoorbeeld daarvoor niet op zijn minst open blijven?
Uit deze drie punten blijkt: in het licht van de klemmendheid van het klimaatvraagstuk is een ‘alleen hernieuwbare energie in 2050’-scenario nog niet voldoende. En het maatregelenpakket van de Greenpeaces en GroenLinksen van deze wereld, waar verzet tegen CCS kennelijk een onderdeel van uitmaakt, is een hachelijke strategie: ook een onversneden Greenpeace- en GroenLinks-beleid zou nog tot een hoge kans op risicovolle klimaatverandering leiden.
QED.